De Koning bepaalt de algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten, met inbegrip van de regels inzake onderaanneming en het nazicht op het ontbreken van uitsluitingsgronden in hoofde van de onderaannemers en de bepalingen omtrent het einde van de op dracht.
Inzake onderaanneming kan de Koning, voor de door Hem te bepalen opdrachten, de keten van onderaannemers beperken overeenkomstig de door Hem te bepalen nadere regels.